Effecten van grondbewerking op bodemleven
Intensieve bodembewerking heeft vele nadelen. De toplaag is biologisch de meest actieve laag. Door deze laag te vermengen in de ondergrond en door de bewerking zelf sterft veel bodemleven af. Ook gangenstelsels die zijn ontstaan door bodemleven of plantenwortels worden doorbroken. Door bodembewerking verteerd organische stof sneller en komt het terecht in lagen waar minder zuurstof en bodemleven is.
In het algemeen neemt bij verminderde grondbewerking het bodemleven toe. Niet Kerende Grondbewerking (NKG) is een systeem dat bodemleven stimuleert. Bij Niet Kerende Grondbewerking wordt de bodem niet dieper dan 12 centimeter bewerkt. Men vermengt gewasresten dus alleen oppervlakkig met de bodem. Door de bodem niet te keren en minder intensief te bewerken spaart men het bodemleven. Als de bodem met rust wordt gelaten breidt het bodemleven enorm uit. Een systeem met mulch en groenbemesters is een extra voedingsbron voor het bodemleven.
Bacteriën, schimmels, protozoa, nematoden, regenwormen e.a. hebben allen voedsel, lucht, water en een geschikte leefomgeving nodig. De leefomgeving voor het bodemleven verbetert indien de grond minimaal bewerkt wordt; de bodem met plantmateriaal bedekt is; door een ruime rotatie en het vermijden van overmatig gebruik van pesticiden en meststoffen.
Grondbewerking heeft de volgende negatieve effecten:- een grote hoeveelheid zuurstof wordt in de grond gewerkt wat resulteert in een snelle afbraak van het aanwezige plantaardige voedsel;
- langgerekte en kwetsbare organismen zoals draadachtige schimmels worden beschadigd waardoor de gronden vooral gedomineerd worden door kleine eencellige bacteriën;
- de bodemstructuur wordt beschadigd, dit geeft een significante reductie van arthropoden en regenwormen;
- vaak ontstaan er harde lagen (ploegzool; korsten) die wortelgroei, zuurstof en waterinfiltratie in de diepere grondlagen hinderen;
- een kale onbedekte grond geeft geen uitdemping van extreme temperaturen op het grondoppervlak en geeft makkelijker verslemping
- indien gronden ontstaan met zuurstofniveaus onder de 16%, wordt een andere groep van organismen bevorderd waaronder veel ziekteverwekkende bacteriën en schimmels, zoals Pythium en Phytophthora.
Regenwormpopulaties kunnen zich in enkele jaren spectaculair herstellen na omschakeling naar minder intensieve en niet kerende bodembewerkingen. Dit vertaalt zich in een significante toename van de aanwezige regenwormbiomassa. Heel belangrijk is dat deze stijging nagenoeg volledig komt door het herstel van de diepgravende soorten, met name de Lumbricus terrestris. Ploegen verstoort de leefomgeving van voornamelijk de wat dieper gravende soorten regenwormen en stelt regenwormen bloot aan predatie en uitdroging. De populaties van bodemwoelende soorten blijven min of meer gelijk. De diepgravende soorten kunnen zich herstellen onder minder intensieve en niet-kerende bodembewerkingen omdat de permanente verticale gangen waarin ze wonen niet of minder vernield worden en omdat er een strooisellaag aanwezig blijft aan de oppervlakte. Dit laatste is belangrijk omdat de diepgravende soorten ´s nachts naar de oppervlakte komen om zich met materiaal uit de strooisellaag te voeden. Diepgravende soorten spelen, meer nog dan andere soorten die een bodemverbeterend effect hebben, een belangrijke rol in erosiecontrole. Hun diepe, permanente verticale gangen met dikwijls diameters van 1 cm fungeren als drainagekanalen bij hevige neerslag.